De spiegel van betekenis
Essentie
Mensen leven in verhalen.
Niet alleen de verhalen die we lezen, maar vooral de verhalen die we zelf vertellen, geloven en herhalen.
In een klaslokaal komen al deze verhalen samen: die van de leerling, de docent, de groep, de school, en het grotere geheel.
Dimensie 1 gaat over het bewust worden van deze lagen, want wie het verhaal begrijpt, begrijpt het leren.
De 7 subdimensies van Het Verhaal
1. Het verhaal in de les
De verhalen die je bewust inzet: RuimteGeit, Blokje, Marco, analogieën, metaforen, fictie.
Verhalen creëren veiligheid, herkenning en humor.
2. Het verhaal van de leerling
De interne scriptjes:
“Dit kan ik niet”, “Ik ben dom”, “Ik ben lastig”, “Niemand snapt mij.”
Geen feiten, maar overtuigingen die diep sturen.
3. Het verhaal van de groep
Elke klas ontwikkelt een eigen mini-samenleving:
chaotisch, warm, gesloten, nieuwsgierig…
Dit groepsverhaal bepaalt het leerklimaat.
4. Het verhaal van de school
Elke school draagt een narratief uit, vaak onbewust:
“We zijn veilig”, “We halen alles eruit”, “We zijn praktisch”, “We moeten presteren.”
Leerlingen reageren op dit grote verhaal.
5. Het verhaal van de docent
Jouw energie, jouw intentie, jouw verwachtingen.
Wat jij gelooft over leerlingen beïnvloedt wat zij over zichzelf gaan geloven.
Je bent geen toeschouwer — je bent een deel van het verhaal.
6. Het verhaal van leren
Hoe we betekenis geven aan groei, fouten, moeite en succes.
Leren is geen rechte lijn maar een narratief met terugblikken, sprongen en stille inzichten.
7. Het grote menselijke verhaal
De existentiële laag:
Wie ben ik?
Wat betekent mijn leven?
Welke rol speel ik in dit geheel?
Dit is de laag waar NLP, hypnose, psychologie en spiritualiteit elkaar raken.
Praktische toepassing in de klas
- Begin lessen met verhalen, anekdotes of metaforen — dit opent de verbeelding.
- Gebruik fictieve figuren om lastige thema’s veilig te maken.
- Help leerlingen hun interne verhalen te herkennen en herschrijven.
- Benoem groepsdynamiek als gedeeld verhaal: “Wat gebeurt er in onze klas nu?”
- Gebruik reflectievragen om leerlingen bewust te maken van hun eigen scripts.
- Laat leerlingen verhalen maken, herschrijven, tekenen of spelen.
Kortom:
Verhalen zijn het voertuig, betekenis is de bestemming.
Waarom het verhaal werkt (neurologische basis)
Het verhaal activeert het Default Mode Network (DMN) — het hersennetwerk dat betrokken is bij:
- zelfreflectie
- betekenisgeving
- autobiografisch geheugen
- empathie
- mentale simulatie
- toekomstige zelfprojectie
Oftewel:
hier ontstaat identiteit.
Hier worden nieuwe ervaringen verbonden aan bestaande schema’s.
Hier transformeert wat je leert in wat je bent gaan geloven.
Daarom is “verhaal” neurologisch gezien één van de krachtigste manieren om:
- gedrag te beïnvloeden
- perspectief te verschuiven
- motivatie te verhogen
- veerkracht te bouwen
- en diepe leerprocessen te activeren
Verhalen maken het brein plastic — letterlijk.
